zaterdag 27 juli 2019

Een paar herinneringen aan Angela (A.C.A.) Bol in onze studietijd.

Als ik 't mij goed herinner, maakte ik voor 't eerst kennis met Angela in Hulshorst - dat zal zomer 1953 geweest zijn of misschien een jaar later. Ze ging er recht voor in de houding staan, liet haar stem een ietsje dalen en keek me heel ernstig, welhaast streng aan. Nu leerden de dames bij de VVSL aan om zich bij deze ceremonie wat stijfjes op te stellen, maar de quasi-boosheid van haar blik werd, naar mijn ervaring, zelden geëvenaard; hoewel ik die van anderen op de lange duur heb leren interpreteren als voortkomend uit angst, is me dat bij Angela nooit gelukt. Mij lijkt dat zij zo kordaat was als ze eruit zag.

Later, toen ik haar vertelde dat wij jongerejaars allemaal een beetje bang van haar waren, vertrouwde ze me toe dat Kuenen, na haar eerste spreekbeurt - refereren heette dat toen - haar gekapitteld had over de toon waarop ze het gehoor bejegende. Ze had geen idee gehad dat het boos of arrogant overkwam; ze had in alle onschuld gemeend dat het zo moest. De kordaatheid van haar optreden stamde dus minstens al uit haar studententijd; en waarschijnlijk al veel eerder, maar toen kende ik haar nog niet.

Nu is 't misschien net alsof dit haar enige of voornaamste deugd was, maar het was alleen de eerste waarmee ik geconfronteerd werd, en een eerste indruk blijft makkelijk hangen. Ze was ook charmant, muzikaal, intelligent, ambitieus en werklustig; een knappe vrouw levenslang. Foto's genoeg om althans een deel daarvan te bewijzen; voor de rest zegt haar curriculum genoeg.




Angela, Maart 1957.

Ze had stellig niet te klagen over mannelijke belangstelling, en niet alleen van mede-studenten. Ik hoorde Kuenen eens over de balustrade van het oude Zoölogie luidelijk informeren of hij nu Angela, Anzjela of Anzjèla moest zeggen (1). Toen Wolvekamp weduwnaar werd, had een vriendin tegen haar gezegd: "jouw kans", vertelde ze me eens, meisjesachtig giechelend; niet bepaald verliefd maar als je 't mij vraagt wel gevleid. Nee, van wederzijdse gevoelens was in dit geval zeker geen sprake. Toen ze ging promoveren, was Wolvekamp formeel haar promotor, omdat Jan nog geen prof was. Ze slaagde erin haar manuscript, toen het Jan gepasseerd was, alvast naar de drukker te sturen ter zelfder tijd dat ze het aan Wolvekamp ter hand stelde. Een gedecideerde omspeling waardoor hij nauwelijks aan de bal kwam. Ik geloof ook niet dat zijn bijdrage indrukwekkend geweest zou zijn.


Met Paul Schenk, 1957
(Foto's Gerard Veldhuijzen)

Ze protegeerde me een beetje - was tenslotte een jaar of vier ouder, steeds zo ongeveer een examenlengte op me voor. Ze had het gevoel dat ik dank zij haar bij de afdeling ethologie was komen dienen. Althans had ze geadviseerd, naar eigen zeggen, voor de post van practicum-assistent mij maar te kiezen, kort nadat ik zelf die cursus gelopen had. De cursus ethologie voor derdejaars-studenten werd jaarlijks in april gegeven, omdat er alleen in het voorjaar voldoende stekelbaarzen in voortplantingsconditie in het lab waren. Kunstmatige wintercondities en kweek in het aquarium waren toen nog niet beschikbaar. Het enige dat men kon doen om het seizoen te rekken was een deel van de voorraad stekeltjes (meestal in Den Helder of IJmuiden gevangen op hun voorjaarstrek naar het zoete water) zo koud en donker mogelijk te bewaren. Tiendoorns en salamanders waren toen al uit de cursus-menagerie verdwenen. De eerste waren in de vervuilde sloten rondom Leiden nauwelijks meer te vinden; salamanders waren intussen beschermd en mochten dus helemaal niet meer gehouden worden. Angela nam de cichliden voor haar rekening, grote tropische vissen waarvan het lab toen een indrukwekkende verzameling soorten had. Om die zoveel mogelijk tijdens de cursus aan het voortplanten te krijgen, werden hun aquaria tegen die tijd een paar graden in temperatuur verhoogd.

Eigen kamers voor medewerkers waren er toen nog niet. Alleen Jan had er een. De anderen, Piet, Angela en Paul huisden aan de lange tafel in de achterste aquariumzaal, bij de tropische vissen. Daar mocht ik dus ook aanschuiven, tijdens de cursus, en later toen ik er onderwerpen deed. Als Katrien de koffie rondgebracht had, werd het er even gezellig (2). Verder werd er wel eens gepraat, maar meestal geconcentreerd gewerkt. Ethologie bestond toen behalve uit waarnemen en experimenteren uit grote porties tel- en cijferwerk met behulp van hoogstens wat mechanische machientjes. Wilde je resultaat, dan moest je ijverig doorrekenen.

Nog vóór haar doctoraalexamen schreef ze er samen met Jan de later veelgeciteerde studie over oversprongpoetsen bij sterns. Weliswaar was Jan, als bedenker en leidinggevende, de eerste auteur, maar het schrijfwerk van de vele opeenvolgende versies, telkens weer door Jan becommentariëerd, heb ik haar zien doen. Ze mopperde wel eens dat ze kon merken als ik de schrijfmachine gebruikt had - de enige van de hele afdeling. Ze berispte me ook dat ik te vaak een aspirientje nam; zoals ze bij Hans, die op zijn studentenkamer werkte, eens de sherryfles van zijn bureau naar de kast bevorderde.

Van de gesprekken die we hadden kan ik me weinig inhoudelijks herinneren. Het gewone zoeken naar kennis en oordeel van een jonge intellectueel. Stemmings-ingrediënten van haar conversatie die me bijgebleven zijn waren rationaliteit en verontwaardiging - ook al niet uitzonderlijk voor de leeftijd - over sociale onrechtvaardigheid, over achterstelling van vrouwen, over voorbeelden van wetenschap of wetenschappers die ze onder de maat vond, over arrogantie bij de katholieke clerus, over de toen nog dominante opvatting dat getrouwd-zijn de hoogste burgerlijke status was. In veel opzichten was ze misschien een Dolle Mina avant la lettre, al heeft ze zich zelf naar mijn weten nooit met die beweging geassociëerd.
Kritiek en gedecideerdheid bij jonge vrouwen wordt, althans werd, gemakkelijk in verband gebracht met krengerigheid. Bij haar echter bewogen ze zich op een onderstroom van goedhartigheid. 

Meer dan aan de gesprekken, bewaar ik herinneringen aan gezamenlijk musiceren. Behalve Paul, die wat blokfluit speelde en in een koor zong, waren we de enige muzikanten bij de ethologie. Zij speelde goed piano. Op haar studentenkamer aan het Steenschuur beschikte ze over de luxe van een vleugel. Daar hebben we veel geoefend, sonates van Händel en Mozart, de tango van Albeniz en dergelijke genrestukjes. Zelf jarenlang onderwezen in het vioolspel door Piet Lamberts die heel erg streng en precies kon zijn, had ik meestal de neiging bij het samen studeren de leiding te nemen, maar bij haar durfde ik dat niet. Eens nodigde ze alle ethologen uit om een avondje te komen luisteren. We speelden er samen en ieder apart, en voor zover het niet perfect was, was 't toch heel gezellig. De bedoeling was, geloof ik, vaker zulke bijeenkomsten te houden, maar dat is er niet van gekomen.

We speelden ook wel samen met Kuenen, die een zeer behoorlijk partijtje fluit blies. De derde triosonate van Bach, en misschien ook wel die uit het Musikalisches Opfer  - dat kan ik me niet meer precies herinneren. Op een biologen-muziekavond in de mooie zaal van het Snouck-Hurgronje huis aan het Rapenburg hebben we de eerste nog uitgevoerd.

Op een dag kwam zij met het voorstel om met ons tweeën te gaan auditeren voor muziekmaken op de boot van en naar Amerika. Het waren de vijftiger jaren en er was een druk verkeer op gang gekomen van Europese en Amerikaanse studenten die aan elkaar's universiteiten stages wilden lopen. Er voer een speciale boot voor heen en weer, en de Europese gastheren wilden de gasten van de overkant al op de boot onthalen met iets van onze cultuur, i.c. muziek door studenten van hier. Dat mijn ouwelui permissie gegeven zouden hebben voor het avontuur was praktisch uitgesloten, maar we studeerden er toch maar een sonate van Händel voor in en gingen voorspelen. Lauw kans; er kwamen vlotte jongens opdagen die vlot musiceerden; Peter Greeve - toen een van de top-amateurpianisten in Leiden - vroeg of we ook nog wat anders dan Händel op repertoire hadden, want die jonge Amerikanen waren goed op de hoogte van ook eigentijdse muziek. Ik murmelde nog wat van Hindemith, maar wist dat we dat niet konden. Avontuur voorbij dus.

Behalve de muziek, dansten we niet onaardig samen. Piet danste niet, en daarom ging Angela bij feestjes die zich voordeden graag met mij de dansvloer op. Zonder bij dezelfde dansschool geweest te zijn, of misschien juist daardoor, genoten we ervan om figuren te improviseren. Vooral bij de Engelse Wals lukte ons dat wonderwel, althans dat vonden we zelf. De laatste keer was ergens omstreeks '89, toen Jan en Fien één van hun fuiven buitenshuis gaven, bijvoorbeeld omdat ze samen 100, 110 of 120 werden. Verder speelden onze convoluties op de dansvloer zich meest in de jaren '60 af.

Haar intelligentie en werklust maakten haar voor jaren en jaren recordhoudster snel promoveren. Nu was het vestigen van dat record destijds geen grote kunst. Piet was de vorige die doctoreerde, en die had er heel lang over gedaan. Karakterverschillen tussen Jan en Piet waren daar mede een factor in (3). De promotie-studies van Jan zelf waren te ver vóór mijn tijd om er nog berichten over te horen, maar Jan was altijd dol op veel werk en veel cijfers. In combinatie met zijn kritische intelligentie moet dat haast wel geleid hebben tot een zeer aanzienlijke promotietijd (4). Angela was in drie jaar klaar: twee seizoenen experimenteren, uitwerken in de rest van die jaren, en schrijven in het derde jaar. Er lag ook, mijns inziens voor 't eerst in de afdeling ethologie een precies proevenprogramma aan ten grondslag.

Boven stipte ik al aan dat Jan uitermate kritisch was op iedere versie van een manuscript, of het nu een proefschrift betrof of niet. "Iedere versie", want als zijn opmerkingen besproken en verwerkt waren, begon hij met frisse moed aan correcties op de tweede, enzovoort. Al dat commentaar droeg hij liefst mondeling over in vaak urenlange gespreksrondes. Hoe Angela daar toch relatief snel doorgekomen is weet ik niet. Dat Jan tegenover haar terughoudender geweest zou zijn dan bij zijn manlijke promovendi wordt tegengesproken door zijn behandeling van het bovengenoemde sternenstuk. Waarschijnlijker lijkt dat Angela geen behoefte had aan brede argumentaties zoals sommigen van ons. De vraagstelling van haar proefschrift was ook overzichtelijker dan bijvoorbeeld die van Phil Symons (5).

Haar vermogen om potentiëel ingewikkelde zaken terug te brengen tot eenvoudig ja of nee, bepaalde ook de sfeer van haar promotieceremonie in de illustere Leidse Senaatskamer. Ofschoon die plechtigheid de vorm van een examen heeft, en de kandidaat geacht wordt zich van te voren flink zenuwachtig te maken - je opponenten hebben immers de tijd gehad zich duchtig voor te bereiden en je hebt geen idee hoe ze je proefschrift danwel je stellingen te lijf zullen willen gaan - ofschoon dat alles dus is het een ritueel, een stijlvolle viering van je te verkrijgen nieuwe waardigheid. Het is daarom, behalve vuurwerk, ook zo dat je samen met 5 à 6 opponenten die drie kwartier vol moet maken tot de pedel je verlost.

De ideale opponens houdt een klein betoog, dat ook de toehoorders kan vermaken, waaruit één of enkele vragen voortvloeien waarop de kandidaat dient te antwoorden. Het is natuurlijk mooi meegenomen als de laatste op zijn of haar beurt ook wat tijd consumeert. Soms gaat dat vanzelf, door wat heen en weer gepraat tot de vraag begrepen is, maar niet aldus Angela. Zij doorzag meteen wat de vraag was, en gaf bondig en kort antwoord. Daardoor moesten sommige opponenten hun lijstjes met mogelijke vragen serieus aanspreken; Kuenen vertrouwde me na afloop toe dat hij alleen nog wat 'punten en komma's' over had.

Een van haar aardigste stellingen was dat "het aantal wetenschappelijke publicaties verminderd diende te worden". Stel je voor: die stelling in de huidige tijd nu opvoeren van de publicatiescore ieder's grootste verlangen dient te zijn. Maar ook toen was het een ongewone gedachte. Als ze nu nog niet aantal maar lengte gezegd had..., want papier was in die tijd nog geduldig. Toch had ze niet helemaal ongelijk. Veel en lang publiceren gold ook toen als een teken van grote geleerdheid en dat leidde dan al gauw tot een aanzienlijke overlap tussen opeenvolgende artikelen van dezelfde auteur. En je moet dat als vakgenoot allemaal lezen. Aan de andere kant heeft de ervaring me geleerd dat je een goed idee meerdere keren ter attentie van lezers en toehoorders moest brengen; anders bleef het niet hangen.

Toen Angela en Piet trouwden, moest zij haar dienstverband beëindigen. In die tijd stond de ambtenarenwet niet toe dat gehuwden bij eenzelfde afdeling werkten. Jan tilde daar nogal zwaar aan. Een minder benauwde bestuurder had er dunkt me wel een uitweg voor kunnen vinden. Misschien was Jan ook een beetje bang voor de voortaan verbonden oppositie van de twee. In ieder geval betekende het een einde aan Angela's actieve deelname aan het onderzoek van de afdeling - prima voor de kinderen, lijkt me maar een verlies voor de wetenschap. Wel bleef ze via Piet op de hoogte van en betrokken bij het lopende onderzoek aan de stekelbaarzen (6).

Zo spraken we elkaar geleidelijk steeds minder (7). Warmond was niet ver weg, maar ook niet naast de deur, en Eveline was ten opzichte van Angela ietwat jaloers - zonder reden, maar tja.

Vele jaren later, na Angela's ontijdig overlijden, zinspeelde Piet tijdens de begrafenisbijeenkomst op de complexiteit van haar persoonlijkheid, toen hij zei dat hij haar in al die jaren nog steeds niet helemáál had leren kennen. Iedere keer als hij dacht: zó is ze dus, dan deed of zei zij spoedig iets waardoor hij toch zijn mening weer moest bijstellen.
Geldt dat eigenlijk niet voor iedere mens voor wie je aandacht hebt? Wat wil ik dan met deze paar aspecten omtrent een klein deel van Angela's leven? En dan alleen nog zoals ik ze gezien heb en geselecteerd door wat ik onthouden heb? Welnu, niets meer dan dat. Een paar toetsen in wat een hele schildering zou kunnen zijn als anderen hetzelfde doen. Een mens als Angela is dat waard, en wie trouwens niet?


(Koenraad Kortmulder, juli 2019).

(1) Doch nu ik mij bezin, heb ik dit niet zelf gehoord. Ze vertelde het mij, met enige verontwaardiging in haar stem.

(2) Zie de foto nr 23 in Piet Dullemeijer's boekje: "Van Zoötomie tot Zoölogie". De dame op die foto is Angela, niet Frida McGillavry zoals erbij vermeld staat. Die laatste stond ook in hoog aanzien bij de heren, zoals Freud uit deze vergissing al geconcludeerd zou hebben.

(3) Zie mijn reminiscenties over de Zoölogie in Leiden in de jaren '50. (Archief van de Universiteit).

(4) Dit ondanks dat de traditie wil dat hij drie stekelbaarzen tegelijk kon waarnemen en klokken.

(5) Hoe die besprekingen met Phil verliepen en eindigden is another story.

(6) Zij vertaalde ook enige edities van Aubrey Manning's leerboek: An Introduction to Animal Behaviour.

(7) Met Piet had ik in de jaren '70 juist onze bijna wekelijkse "Tischgespräche" (zie: In Memoriam Piet Sevenster, 7 februari 2014 op dit blog).

.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.