woensdag 28 juni 2017

Een weerzien met Rome. Kerst 2015.

Ik verkijk mij altijd weer op de afstanden in echte grote steden als Londen, Parijs of Rome. Om op een handzaam vel papier te passen zijn de plattegronden van die urbane giganten zo gecomprimeerd dat grote blokken klein lijken en 'een paar straatjes verder' een eindje van niks. Zo verbleef ik deze winter te Rome in een hotel dat vlak achter het Vaticaan leek te liggen. In werkelijkheid bleek de kortste weg naar het Sint Pietersplein een half uur lopen. Je went er snel aan de kaart op de juiste wijze te lezen, maar de argeloze reiziger moet er bij de voorbereiding van een eerste bezoek wel rekening mee houden.

Rome werd rond de winterse feestdagen van 2015 zwaar bewaakt. Overal stonden soldaten in camouflage-pakken met niet mis te verstane wapens in aanslag. Die jongens maakten overigens een vrij ontspannen indruk. Ze staken daarin af bij de politie. Misschien wel logisch, want ze hoefden geen gezag te handhaven, iets waarmee italiaanse agenten het meestal erg druk hebben. Voor de militairen bestond de enige, potentiële, vijand uit een terrorist die een aanslag ging plegen, terwijl politiemensen zich tegenover iedere gewone burger waar moeten maken. De dreiging van een aanslag hing in de lucht en de militaire aanwezigheid maakte je daarvan voortdurend bewust. Sommigen zeiden dat de mensen daardoor onnodig banggemaakt werden, maar op mij had het een geruststellend effect. In ieder geval heb ik er geen haar minder door genoten.

Winterse bezoeken aan zo'n zuidelijke stad hebben hun eigen charme. Zo had ik de Sint Pieter al minstens driemaal aandachtig bekeken, maar het was nu voor 't eerst dat ik hem - of is het haar - bij donkere avond bezocht. Buiten wordt de reus alleen maar indrukwekkender door de steil omhoog schijnende spotlights, die op de muren niet meer dan een schemer weten te wekken. Binnen wordt de architectuur op de achtergrond gedrongen door de verlichting op de ornamenten in de gewelven. Alle bewondering en kritiek die ik bij vorige bezoeken op het gebouw als geheel had gehad smolt weg in het rood en goud van de onderdelen.


nachtverlichting buiten en binnen de Sint Pieter
(foto's van de schrijver)

Donderdag 24 december: de beruchte rijen voor de toegang van de Vaticaanse Musea zijn vanmorgen gereduceerd tot een telbaar aantal mensen. Zelfs het verschil tussen hen die on-line gereserveerd hebben en de bonnefooiers valt weg. We mogen allemaal door elkaar naar binnen schuifelen. Binnen is het toch nog best druk. In het Etruskisch Museum valt het mee, maar in de lange, lange zalen verderop is het drentelen geblazen voor wie even door wil lopen naar de Stanze di Raffaello. In die kamers zelf kijk ik tegen een wemelende zee van hoofden aan waar hier en daar een vlaggetje van een excursieleider bovenuit steekt. Het deert niet, want de muurschilderingen waar het om gaat beginnen pas op veel meer dan menshoogte. Ik vind ze van een ongelooflijke schoonheid. De eerste keer, een jaar of zeven geleden, dat ik deze zalen betrad werd voor mij een bijzondere kunstervaring zoals ik maar eens in zoveel jaren heb. Des te frappanter was dit omdat ik alle schilderingen al kende uit een extra groot formaat boek en ze daarin duchtig bestudeerd had (1). Zo gedurfd en tegelijk zo elegant zijn deze taferelen die met gemak deurposten en andere onderbrekingen in zich opnemen en met slechts enkele figuren een hele wand tot leven brengen; ze vallen niet te reproduceren. Mijn tweede bezoek kon niet anders dan een lichte teleurstelling brengen omdat het verrassingselement van de eerste kennismaking achterwege bleef. Ditmaal kon ik er weer volop van genieten. Mijn ogen zochten vanzelf de hoogtepunten: de School van Athene waarvoor verschillende beroemde kunstenaars-tijdgenoten van Raffaello model waren voor Plato, Euclides en Herakleitos om er maar een paar te noemen; de fantastische entourage van de Mis van Bolsena; het verbijsterde en nog wantrouwige gezicht van Petrus die in de gevangenis midden in zijn slaap gewekt wordt door een engel die hem bevrijdt en naar buiten leidt. Het is maar een greep.


Raffaello: Michelangelo als Herakleitos,
de val van Heliodorus en de Mis van Bolsena.
(foto's van de auteur)

Op het Campo de' Fiori sta ik verbaasd naar een lege vlakte te kijken. Was hier niet een bodembedekkende markt om deze tijd van het jaar? Jawel, maar de vorige burgemeester van Rome, Gianni Alemanno, heeft gezorgd dat alle evenementen die "het historische Rome onwaardig" waren verboden werden. Markten op de beroemde pleinen hoorden volgens hem bij zulke onwaardigheid. Slechts een handvol tentjes staan nu kleumerig bij elkaar aan één van de kanten. Zelfs Befana is op haar bezem gestapt en vertrokken.
Een voordeel is dat het standbeeld van Giordano Bruno, midden op het plein, nu weer de oorspronkelijk bedoelde aandacht trekt. Op een hoge sokkel kijkt het in de richting van het Vaticaan en herdenkt dat Bruno in 1600 hier verbrand werd vanwege zijn 'ketterse' ideeën die hij niet onder stoelen of banken wenste te verstoppen. Integendeel, deze onorthodoxe, anti-dogmatische man deed er luidkeels in woord en geschrift kond van en weigerde ze tenslotte te herroepen. Was hij 'wijzer' geweest, dan was hij niet alleen door de Calvinisten én de Lutheranen geëxcommuniceerd, maar ook aan de verbrandingsdood onder de Inquisitie ontsnapt. Blijft de schande dat een mens door orthodoxe christenen niet alleen verstoten maar ook vermoord kon worden, alleen omdat hij iets anders dacht.
De nieuwe burgemeester Ignazio Marino heeft in de twee jaar die hij zit de maatregelen van zijn voorganger nog niet verzacht. Nu hij onlangs is afgetreden om een schandaal waar leden van zijn partij bij betrokken zijn, is het afwachten hoe het verder gaat.

Ook het Piazza Navona is niet begroeid met kraampjes, hetgeen haar schoonheid ten goede komt. De winterzon straalt in de lengterichting van het plein. Omkijken naar de middelste en uiterste fonteinen in die richting brengt een bijna ondoordringbare aura op het netvlies. Aan deze kant heeft een grote groep jonge priesters iets te vieren. Misschien hun recente wijding, want ze hebben wel allemaal die witte boei om de nek. Reisje naar Rome? In een vierkant opgesteld staan ze te luisteren en mee te klappen met één die niet onverdienstelijk op een saxofoon blaast. Het grote, koperen instrument blinkt in de zon. Een andere begeleidt hem met kloppen op een geïmproviseerde trom. Terwijl de muziek uitsterft rollen enkelen van hen een groen veld uit en installeren een net voor voet-volleybal. Mens sana in corpore sano, schijnen ze te belijden. Of dat volgens hen ook voor de ziel geldt valt te betwijfelen.



Je hebt je misschien ook wel eens afgevraagd waar toch al die loslopende katten gebleven zijn die vroeger in italiaanse steden tussen de ruïnes en in droge kasteelgrachten woonden. Meest uitgemergelde beestjes die leefden van de liefde van voorbijgangers en zich uit pure liefde voortplantten waar family planning op zijn plaats geweest was. Welnu, in Rome kun je ze vinden in één van de grote opgravingen, de Area Sacra di Largo Argentina (2). In die enorm uitgebreide, metersdiepe put bevinden zich de resten van diverse romeinse tempels, en de bevolking bestaat vooral uit zo'n driehonderd straatkatten. Het is een soort asiel in de open lucht, met bed, bad en brood. Dankzij een centrum met vele vrijwilligers krijgen ze goed te eten - een groot bord verbiedt het publiek ze te voeren. In een eigen kliniek op het terrein worden ziekten en verwondingen modern bestreden. Ze kunnen het gebied verlaten, maar ze willen gewoon niet meer weg uit zo'n puik pension.
Toen we erlangs kwamen was er één net naar de straat gekomen om door een voetganger geaaid te worden. Twee anderen zaten op de trap te wachten. Ze zagen er patent uit; goed gevoed en niks geen geknakte staarten zoals je elders vaak ziet. Ook in Nederland kom je geregeld katten tegen die kennelijk een prima huis met prima personeel bewonen maar graag naar het tuinhek komen om door een bekende voorbijganger even gestreeld te worden. Is altijd meegenomen, ieder mens aait weer een beetje anders en misschien is het van een halve vreemde wel fijner. Ik kan niet laten Daan Zonderland te citeren (3):

"Maar het beroemdste was die kat
omdat zij oren had
waarop in Sanskriet stond geschreven:
'Geen kat kan zonder liefde leven'."


Respighi laat in zijn 'Pini di Roma' donkere tonen opstijgen uit een catacombe, alsof daar beneden oude kerkzangen voorgedragen worden. We associëren de duisternis van ons onderbewuste veelal met 'beneden' of  'onder de grond'. Niet voor niets bestaat de term 'onderbewustzijn', terwijl we evengoed 'achter-', 'boven-' of  'naast-' zouden kunnen gebruiken. We diepen een herinnering op, of graven in ons geheugen naar een gebeurtenis van vroeger. Bezoeken we een plek die zich in werkelijkheid onder de grond bevindt, dan roept dat begrijpelijkerwijs al gauw emoties op. Des te meer als andere mensen zulke ondergrondse holen ooit gebruikt of zelf gemaakt hebben. Wat zich daar afgespeeld heeft was immers iets dat - net als het onderbewuste - het daglicht niet moest zien; bijvoorbeeld de rituelen en de daarbij behorende schilderingen van onze vroegste soortgenoten of schuilplaatsen die verborgen moesten blijven.
In het klassieke Rome moesten doden worden verbrand. De christenen uit de eerste eeuwen verwachtten meer of minder spoedig het einde der tijden waarbij de dode lichamen zouden verrijzen. Verbranden van het lijk achtten zij daarmee in strijd. Om de in Rome heersende wet te ontduiken begroeven ze hun doden in het geheim en gingen daarbij letterlijk ondergronds. Zo ontstonden de catacomben. Rond Rome zijn er een stuk of 50 bekend, met naar schatting zo'n 2 miljoen begravenen.
Een blijmoedige, oude pater leidde ons rond door de Catacombe van Callisto, één van de grootste. Zonder gids kun je in de 20 strekkende kilometers van de gangen gemakkelijk verdwalen. In het Nederlands met een smeuiig Vlaams accent verklaarde hij het ontstaan en de geschiedenis van deze ondergrondse begraafplaats: de inscripties op de graven van de pausen, de scherven of snuisterijen waarmee de familie van de doden het graf van hun dierbare markeerden, het architectonische inzicht waardoor kindergrafjes bij de hoeken werden gesitueerd en het opnieuw uitdiepen van een gang om meer grafnissen boven elkaar te kunnen realiseren. Aparte ruimten dienden voor religieuze bijeenkomsten. Dat christenen hier geschuild zouden hebben voor vervolgingen verwees hij naar de fabels, of zoals hij het uitdrukte: "Rome was groot genoeg om je te verstoppen."
In Respighi's Pini lijkt het onderaardse gezang gezelschap te krijgen van een hedendaagse processie die onder het reciteren van litanieën naderbij komt. Op het hoogtepunt klinken beide melodieën samen. Heden en verleden dicht bij elkaar, schijnt hij te willen zeggen. Inderdaad, de mens is niet veel veranderd.
omgeving van de catacombe van Callisto
(foto's van de schrijver)

K.Kortmulder, januari 2016.

Geciteerd:
(1) Deoclecio Redig de Campos 1983. Raphaels Fresken in den Stanzen. Urachhaus
(2) Wikipedia: Largo di Torre Argentina.
(3) Daan Zonderland 1953. De Kok van Marienbad. Spectrum, Utrecht.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.