vrijdag 30 juni 2017

Napels 2017.

Als je de gepolijste treden van het hotel afgaat, kom je in de straat die, ondanks zijn welluidende italiaanse naam, tamelijk morsig is en waarvan het plaveisel her en der opgelapt is of weer opnieuw versleten. Oppassen waar je je voeten neerzet en zorgen dat er uit je zakken niks te jatten valt. Op de stoep links woont een spichtige vrouw die uit de belendende afvalcontainers van alles vist dat volgens haar nog niet weggegooid had hoeven worden: plastic tassen, blikken trommels, kinderknuffels, halflege flesjes. Op het lage betonnen randje onderaan grote, dichtgeplakte winkelruiten heeft ze haar collectie enigszins ordelijk op- en naast elkaar gestapeld. Als ze niet over de ene of de andere afvalbak hangt zit ze bij haar schatten te rusten; een keer zie ik haar een armbandje verkopen aan een voorbijgangster. Op een dag is ze weg, en haar verzameling ook; het stoepje aangeveegd. De volgende dag zitten daar alweer een paar rugzaktoeristen op. Op welke gronden zou ze opgepakt zijn?

Ik loop hier met m'n handpalmen naar mijn broekzakken gekeerd, een beetje als in een Western. Alleen geldt dat hier het alert zijn op mogelijke zakkenrollers. Het staat ook wat weerbaarder en daar put ik moed uit. Vijftig meter verder is er een zebra-pad. Het maakt niet veel uit of je daar gebruik van maakt, want als voetganger ben je hier toch al tamelijk veilig, althans voor auto's. Zodra je gedecideerd te kennen geeft dat je over gaat steken, stoppen alle auto's groot en klein voor je, of je nu op een zebra loopt of helemaal niet. Alleen motorrijders en scooters stoppen niet voor een voetganger. Die tweewielers wringen zich tussen twee rijen auto's links en twee rechts door en houden daarbij zo weinig ruimte over dat ze geen voet aan de grond kunnen zetten. Ze zullen je niet gauw aanrijden, maar schelden kunnen ze wel.


Via Lucci (foto van de schrijver)

Het grote Piazza Garibaldi vóór het station is geweldig opgeknapt. Jarenlang werd het gedomineerd door hekken die de publieke ruimte reduceerden tot een smal tracée met verzakt plaveisel langs de kanten, tot wanhoop van de daar gevestigde horeca. Nu zijn de schuttingen weg. Behalve een nieuwe metrolijn is er een moderne winkelgalerij gecreëerd op een meter of tien diepte, slechts luchtig overdekt door een smaakvol stelsel van metalen pijlers en roosters dat ver boven het plein uitsteekt en zowel het licht filtert als interessante lichtvlakeffecten heeft. Doordat de open winkels met klimaatmachines gekoeld worden heeft de hele galerij bij de heersende zomerse temperaturen een aangename frisheid. Terrasjes maken er een oase van. Ook in het station zelf is ver de grond in gebouwd. Je kunt trouwens ondergronds van de ene naar de andere ruimte komen. Op pleinniveau zijn de terrassen aan de zuidzijde weer mooi geworden en volop in bedrijf.


Galleria Commerciale Napels
(foto's van de schrijver)

Nu we toch bij het station zijn: waar kun je allemaal heen? Bijvoorbeeld naar prachtige plaatsen en landschappen zoals Sorrento, Salerno en Amalfi. Ik heb daar al eens over geschreven; tijd dt u het zelf eens gaat zien of er bij dezen aangenaam aan terugdenkt.



Amalfi, de kathedraal (onder)
en de kruisgang Chiostro del Paradiso
Salerno, mozaïek in de dom
Salerno
















Sorrento
(foto's van de schrijver)

Nieuw voor mij waren plaatsen ten Noorden van de stad zoals Capua, Caserta alsmede de vroegere locaties van deze stadjes, respectievelijk Santa Maria Capua Vetere en Caserta Vecchia. De regio is vol oude historie. Om Capua begon voor de Romeinen hun eerste oorlog met de Samnieten, een boerenvolk van de onvruchtbare bergstreken dat net als de eerstgenoemden op expansie belust was, in hun geval vooral naar de vruchtbaarder gronden in de vlakte. De oorspronkelijk Etruskische stad was in die tijd al geïnfiltreerd en in feite overgenomen door Samnieten. Maar de ene Samniet was de andere niet en de stadsbewoners voelden zich bedreigd door hen die nog in het bergland woonden. Een verdedigingsverdrag met Rome leidde echter juist tot oorlog, de eerste van de drie die tenslotte door de Romeinen gewonnen werden. 
In Capua Vetere bevindt zich ook een klein museum met voorwerpen uit de Samnitische tijd, een amphitheater en een ondergronds Mithraeum. In een Mithraeum werden geheime rituelen gevierd ter ere van de Perzische (1) god/held Mithras. In de vroege eeuwen van onze jaartelling was deze eredienst wijd verbreid in het romeinse rijk en een geduchte concurrent van het jonge christendom. In het Mithraeum van Capua Vetere kan men in een muurschildering zien hoe Mithras een witte stier doodt, en uit de onderdelen daarvan diverse typen mensen doet ontstaan. Een scheppingsverhaal dus. Het lidmaatschap van deze religie was populair, vooral onder minderwel-gestelden, omdat het een beter hiernamaals beloofde dan de officiële romeinse godendienst.


(foto's van de schrijver)

Capua


















Capua Vetere, amphitheater en museumstuk
(foto's van de schrijver)

De tijd heeft intussen niet stilgestaan. In de Middeleeuwen werden in deze streek grote kerken gebouwd. Een van de interessantste is die van Sant' Angelo in Formis, een dorpje op een paar kilometer van het tegenwoordige Capua. Er gaat een locaal treintje heen vanuit Caserta, twee haltes voorbij Santa Maria Capua Vetere. Het personeel van deze plaatselijke lijnen is immer vriendelijker en behulpzamer dan dat van Trenitalia, de italiaanse NS. Op het perron van Sant' Angelo deden de conducteur en de stationschef samen moeite om me uit te leggen met welke treinen ik weer terug kon, en de weg te wijzen naar de beroemde kerk. Bij terugkeer van mijn wandeling vroeg de laatste hoe het geweest was.
Nu wist hij niet dat het gebouw zich in grootschalige restauratie bevond en niet bezichtigd kon worden - waaruit je kunt afleiden dat er niet vaak iemand naar komt kijken. Op driekwart van de afstand riep een motorrijder me al toe dat de kerk toe was. Bereid om genoegen te nemen met de aanblikken van de buitenkant - de reisgids sprak bijvoorbeeld van een arabisch portaal - zette ik dóór op de weg die, aanvankelijk vlak, almaar steiler omhoogliep. Toen ik tenslotte op het hoogste punt kwam, werd mijn verdere voortgang verhinderd door hekken dwars over de weg, ondoorzichtig gemaakt met aangehechte zeilen. Er waren lichtpunten. In Italië voorziet men dergelijke afrasteringen vrijwel altijd van afbeeldingen van hetgeen aan het oog onttrokken is. Zo waren ook hier de zeilen rijk verlucht met foto's van ex- zowel als interieur van de oude, uit 1077 stammende, basiliek. 
Een bede tot twee bouwvakkers die zojuist met een enorme vrachtwagen het werk kwamen versterken was tevergeefs. Ik nam dus genoegen met het bekijken en fotograferen van de foto's, uiteindelijk toch tevreden omdat ik een goed idee gekregen had van hoe de kerk eruit zag, zowel de klassieke, romaanse bouwwijze als de beschildering - het nieuwe testament in regels boven elkaar langs de wanden van het middenschip, een ontzaginboezemende Christus Pantokratôr in de apsis, een laatste oordeel op de achterwand én natuurlijk het arabisch geïnspireerde voorportaal - met een blij gevoel dat zoiets moois hier na bijna 1000 jaar nog stond en dat er blijkbaar goed voor gezorgd werd.














In tegenstelling tot de weg van het station, lag de ruimte tussen de hoge, losstaande poort en de hekken in de schaduw en een muur-ondersteunende brok steen bood een geriefelijke zitplaats, zodat ik ruim de tijd kon nemen om te bekomen van de wandeling en het wél-geopenbaarde in me op te nemen. 
Een jongen van een jaar of 16 komt van beneden fietsen en stopt bij me. Kennelijk om een praatje te maken met die zeldzame vreemdeling maar, zoals dat op die leeftijd gaat, zonder goed te weten wat hij moest zeggen. Ik neem dus maar het initiatief: of hij hier woont, Engels op school krijgt, aan het oefenen is voor de Giro... en beslis ook het moment van afscheid nemen.



Na de afdaling rust ik lekker uit op een terrasje in het dorp, waar de dorpsgek nog gewoon lid is van de gemeenschap. Ze plagen hem soms een beetje en lachen veel samen met hem.
Beste lezer, ik hoop dat je over een jaar of twee, drie ook eens gaat kijken naar die mooie basiliek als hij af is. Wel van te voren informeren natuurlijk of hij weer open is. Wie weet komen we elkaar nog tegen als ik weer eens in die buurt ben.

Men neme, zoals overal in Zuid-Italië, de tijd voor al deze verplaatsingen. In het Centraal Station van Napels komen de gewone treinen, de Metropolitana en de treintjes van de Circumvesuviana bij elkaar. Dat lijkt heel handig, maar in mijn ervaring is de bewegwijzering slecht, en personeel van concurrerende bedrijven werkt niet erg samen om de reiziger te helpen. Zo kunnen de aanwijzingen over bepaalde treinen die je krijgt uit de kaartjesautomaten - overal elders in italië de beste informatiebron - en/of de speciale informatiebalie wel eens afwijken van die van de conducteurs. Zodoende willen de laatsten, handig opgesteld bij het begin van het kop-perron, je wel eens de toegang weigeren tot een trein die de andere bronnen nu juist aanbevolen hebben. Zulke dingen kun je als frustratie ervaren, maar ze horen ook bij de zuidelijke charme van dit heerlijke land. Als je je niet tot haast laat verleiden kom je altijd wel waar je wezen wilt. De gebreken zitten puur in de informatievoorziening; alle treinen rijden stipt op tijd.

De lof die ik boven zong over het Piazza Garibaldi bleef beperkt tot de zuidelijke helft ervan. Gij lezer hebt dat misschien niet opgemerkt, maar ik deed het expres. Dat aan de andere helft nog gewerkt wordt is iets dat nog wel overgaat. De andere 'oever' echter heeft niet veel goeds te bieden. De hoge dichtheid van allerhande hangvolk wordt daar blijkbaar gedoogd. Toen ik met de terminalbus van het vliegveld kwam, bleek de halte vlakbij het plein omzwermd te zijn door leden van diezelfde populatie. Terwijl ik me nog oriënteerde en deze en gene figuur probeerde te ontwijken had iemands al ongemerkt mijn rugzak opengeritst en daaruit mijn schets- en schrijfboek gestolen. Eigen schuld natuurlijk - verwend door jaren in veiliger steden had ik de rugzak niet op de borst hangen en de ritsen niet gezekerd.
Pas een paarhonderd meter verder, midden voor het station, waarschuwde iemand me dat mijn rugtas openstond. Wat mij nog steeds verbaast is dat alleen dat boek weg was; de telefoon en de camera zaten er nog in. "Wat zijn dat voor dieven?" dacht ik; "of was het alleen een demonstratie van kunnen? Wie weet een zakkenrollersworkshop??" Hoe dan ook, het schetsboek waar nog niets in stond was spoedig vervangen en ik was voor de rest van m'n verblijf weer gewaarschuwd.

De laatste jaren ben ik geïnteresseerd geraakt in de kleurengamma's die italiaanse stedelingen aan hun huizen geven. Mijn vorige bezoeken aan Napels vielen daarvóór, toen ik nog geen stukje geheugen voor dit onderwerp gereserveerd hield. Ook wat dat betreft had ik dus nog wat te ontdekken.






Napels; vooral zachte kleuren (foto's van de schrijver)
Als in alle grote steden is de variatie in kleuren groot, maar de Napolitanen - de omliggende kleinere plaatsen incluis - lijken een voorkeur te hebben voor tere tinten boven verzadigde, en vooral voor allerlei schakeringen en variaties van (licht)geel. In de stad vond ik slechts één straat die een duidelijk statement in kleur maakte; bepaald uitzonderlijk voor deze stad.




Vergeleken met Rome zijn de kleuren van Napels bescheiden.

Koenraad Kortmulder, 22 juni 2017.

(1) De perziche afkomst van Mithras wordt tegenwoordig apocrief geacht. Er zijn geen aanwijzingen van Mithraïsme elders dan in sommige delen van het Romeinse Rijk. Daar verschijnen de sporen van de eredienst plotseling in de eerste eeuw van onze jaartelling. Ze verdwijnen even abrupt in de vierde eeuw.

woensdag 28 juni 2017

Een weerzien met Rome. Kerst 2015.

Ik verkijk mij altijd weer op de afstanden in echte grote steden als Londen, Parijs of Rome. Om op een handzaam vel papier te passen zijn de plattegronden van die urbane giganten zo gecomprimeerd dat grote blokken klein lijken en 'een paar straatjes verder' een eindje van niks. Zo verbleef ik deze winter te Rome in een hotel dat vlak achter het Vaticaan leek te liggen. In werkelijkheid bleek de kortste weg naar het Sint Pietersplein een half uur lopen. Je went er snel aan de kaart op de juiste wijze te lezen, maar de argeloze reiziger moet er bij de voorbereiding van een eerste bezoek wel rekening mee houden.

Rome werd rond de winterse feestdagen van 2015 zwaar bewaakt. Overal stonden soldaten in camouflage-pakken met niet mis te verstane wapens in aanslag. Die jongens maakten overigens een vrij ontspannen indruk. Ze staken daarin af bij de politie. Misschien wel logisch, want ze hoefden geen gezag te handhaven, iets waarmee italiaanse agenten het meestal erg druk hebben. Voor de militairen bestond de enige, potentiële, vijand uit een terrorist die een aanslag ging plegen, terwijl politiemensen zich tegenover iedere gewone burger waar moeten maken. De dreiging van een aanslag hing in de lucht en de militaire aanwezigheid maakte je daarvan voortdurend bewust. Sommigen zeiden dat de mensen daardoor onnodig banggemaakt werden, maar op mij had het een geruststellend effect. In ieder geval heb ik er geen haar minder door genoten.

Winterse bezoeken aan zo'n zuidelijke stad hebben hun eigen charme. Zo had ik de Sint Pieter al minstens driemaal aandachtig bekeken, maar het was nu voor 't eerst dat ik hem - of is het haar - bij donkere avond bezocht. Buiten wordt de reus alleen maar indrukwekkender door de steil omhoog schijnende spotlights, die op de muren niet meer dan een schemer weten te wekken. Binnen wordt de architectuur op de achtergrond gedrongen door de verlichting op de ornamenten in de gewelven. Alle bewondering en kritiek die ik bij vorige bezoeken op het gebouw als geheel had gehad smolt weg in het rood en goud van de onderdelen.


nachtverlichting buiten en binnen de Sint Pieter
(foto's van de schrijver)

Donderdag 24 december: de beruchte rijen voor de toegang van de Vaticaanse Musea zijn vanmorgen gereduceerd tot een telbaar aantal mensen. Zelfs het verschil tussen hen die on-line gereserveerd hebben en de bonnefooiers valt weg. We mogen allemaal door elkaar naar binnen schuifelen. Binnen is het toch nog best druk. In het Etruskisch Museum valt het mee, maar in de lange, lange zalen verderop is het drentelen geblazen voor wie even door wil lopen naar de Stanze di Raffaello. In die kamers zelf kijk ik tegen een wemelende zee van hoofden aan waar hier en daar een vlaggetje van een excursieleider bovenuit steekt. Het deert niet, want de muurschilderingen waar het om gaat beginnen pas op veel meer dan menshoogte. Ik vind ze van een ongelooflijke schoonheid. De eerste keer, een jaar of zeven geleden, dat ik deze zalen betrad werd voor mij een bijzondere kunstervaring zoals ik maar eens in zoveel jaren heb. Des te frappanter was dit omdat ik alle schilderingen al kende uit een extra groot formaat boek en ze daarin duchtig bestudeerd had (1). Zo gedurfd en tegelijk zo elegant zijn deze taferelen die met gemak deurposten en andere onderbrekingen in zich opnemen en met slechts enkele figuren een hele wand tot leven brengen; ze vallen niet te reproduceren. Mijn tweede bezoek kon niet anders dan een lichte teleurstelling brengen omdat het verrassingselement van de eerste kennismaking achterwege bleef. Ditmaal kon ik er weer volop van genieten. Mijn ogen zochten vanzelf de hoogtepunten: de School van Athene waarvoor verschillende beroemde kunstenaars-tijdgenoten van Raffaello model waren voor Plato, Euclides en Herakleitos om er maar een paar te noemen; de fantastische entourage van de Mis van Bolsena; het verbijsterde en nog wantrouwige gezicht van Petrus die in de gevangenis midden in zijn slaap gewekt wordt door een engel die hem bevrijdt en naar buiten leidt. Het is maar een greep.


Raffaello: Michelangelo als Herakleitos,
de val van Heliodorus en de Mis van Bolsena.
(foto's van de auteur)

Op het Campo de' Fiori sta ik verbaasd naar een lege vlakte te kijken. Was hier niet een bodembedekkende markt om deze tijd van het jaar? Jawel, maar de vorige burgemeester van Rome, Gianni Alemanno, heeft gezorgd dat alle evenementen die "het historische Rome onwaardig" waren verboden werden. Markten op de beroemde pleinen hoorden volgens hem bij zulke onwaardigheid. Slechts een handvol tentjes staan nu kleumerig bij elkaar aan één van de kanten. Zelfs Befana is op haar bezem gestapt en vertrokken.
Een voordeel is dat het standbeeld van Giordano Bruno, midden op het plein, nu weer de oorspronkelijk bedoelde aandacht trekt. Op een hoge sokkel kijkt het in de richting van het Vaticaan en herdenkt dat Bruno in 1600 hier verbrand werd vanwege zijn 'ketterse' ideeën die hij niet onder stoelen of banken wenste te verstoppen. Integendeel, deze onorthodoxe, anti-dogmatische man deed er luidkeels in woord en geschrift kond van en weigerde ze tenslotte te herroepen. Was hij 'wijzer' geweest, dan was hij niet alleen door de Calvinisten én de Lutheranen geëxcommuniceerd, maar ook aan de verbrandingsdood onder de Inquisitie ontsnapt. Blijft de schande dat een mens door orthodoxe christenen niet alleen verstoten maar ook vermoord kon worden, alleen omdat hij iets anders dacht.
De nieuwe burgemeester Ignazio Marino heeft in de twee jaar die hij zit de maatregelen van zijn voorganger nog niet verzacht. Nu hij onlangs is afgetreden om een schandaal waar leden van zijn partij bij betrokken zijn, is het afwachten hoe het verder gaat.

Ook het Piazza Navona is niet begroeid met kraampjes, hetgeen haar schoonheid ten goede komt. De winterzon straalt in de lengterichting van het plein. Omkijken naar de middelste en uiterste fonteinen in die richting brengt een bijna ondoordringbare aura op het netvlies. Aan deze kant heeft een grote groep jonge priesters iets te vieren. Misschien hun recente wijding, want ze hebben wel allemaal die witte boei om de nek. Reisje naar Rome? In een vierkant opgesteld staan ze te luisteren en mee te klappen met één die niet onverdienstelijk op een saxofoon blaast. Het grote, koperen instrument blinkt in de zon. Een andere begeleidt hem met kloppen op een geïmproviseerde trom. Terwijl de muziek uitsterft rollen enkelen van hen een groen veld uit en installeren een net voor voet-volleybal. Mens sana in corpore sano, schijnen ze te belijden. Of dat volgens hen ook voor de ziel geldt valt te betwijfelen.



Je hebt je misschien ook wel eens afgevraagd waar toch al die loslopende katten gebleven zijn die vroeger in italiaanse steden tussen de ruïnes en in droge kasteelgrachten woonden. Meest uitgemergelde beestjes die leefden van de liefde van voorbijgangers en zich uit pure liefde voortplantten waar family planning op zijn plaats geweest was. Welnu, in Rome kun je ze vinden in één van de grote opgravingen, de Area Sacra di Largo Argentina (2). In die enorm uitgebreide, metersdiepe put bevinden zich de resten van diverse romeinse tempels, en de bevolking bestaat vooral uit zo'n driehonderd straatkatten. Het is een soort asiel in de open lucht, met bed, bad en brood. Dankzij een centrum met vele vrijwilligers krijgen ze goed te eten - een groot bord verbiedt het publiek ze te voeren. In een eigen kliniek op het terrein worden ziekten en verwondingen modern bestreden. Ze kunnen het gebied verlaten, maar ze willen gewoon niet meer weg uit zo'n puik pension.
Toen we erlangs kwamen was er één net naar de straat gekomen om door een voetganger geaaid te worden. Twee anderen zaten op de trap te wachten. Ze zagen er patent uit; goed gevoed en niks geen geknakte staarten zoals je elders vaak ziet. Ook in Nederland kom je geregeld katten tegen die kennelijk een prima huis met prima personeel bewonen maar graag naar het tuinhek komen om door een bekende voorbijganger even gestreeld te worden. Is altijd meegenomen, ieder mens aait weer een beetje anders en misschien is het van een halve vreemde wel fijner. Ik kan niet laten Daan Zonderland te citeren (3):

"Maar het beroemdste was die kat
omdat zij oren had
waarop in Sanskriet stond geschreven:
'Geen kat kan zonder liefde leven'."


Respighi laat in zijn 'Pini di Roma' donkere tonen opstijgen uit een catacombe, alsof daar beneden oude kerkzangen voorgedragen worden. We associëren de duisternis van ons onderbewuste veelal met 'beneden' of  'onder de grond'. Niet voor niets bestaat de term 'onderbewustzijn', terwijl we evengoed 'achter-', 'boven-' of  'naast-' zouden kunnen gebruiken. We diepen een herinnering op, of graven in ons geheugen naar een gebeurtenis van vroeger. Bezoeken we een plek die zich in werkelijkheid onder de grond bevindt, dan roept dat begrijpelijkerwijs al gauw emoties op. Des te meer als andere mensen zulke ondergrondse holen ooit gebruikt of zelf gemaakt hebben. Wat zich daar afgespeeld heeft was immers iets dat - net als het onderbewuste - het daglicht niet moest zien; bijvoorbeeld de rituelen en de daarbij behorende schilderingen van onze vroegste soortgenoten of schuilplaatsen die verborgen moesten blijven.
In het klassieke Rome moesten doden worden verbrand. De christenen uit de eerste eeuwen verwachtten meer of minder spoedig het einde der tijden waarbij de dode lichamen zouden verrijzen. Verbranden van het lijk achtten zij daarmee in strijd. Om de in Rome heersende wet te ontduiken begroeven ze hun doden in het geheim en gingen daarbij letterlijk ondergronds. Zo ontstonden de catacomben. Rond Rome zijn er een stuk of 50 bekend, met naar schatting zo'n 2 miljoen begravenen.
Een blijmoedige, oude pater leidde ons rond door de Catacombe van Callisto, één van de grootste. Zonder gids kun je in de 20 strekkende kilometers van de gangen gemakkelijk verdwalen. In het Nederlands met een smeuiig Vlaams accent verklaarde hij het ontstaan en de geschiedenis van deze ondergrondse begraafplaats: de inscripties op de graven van de pausen, de scherven of snuisterijen waarmee de familie van de doden het graf van hun dierbare markeerden, het architectonische inzicht waardoor kindergrafjes bij de hoeken werden gesitueerd en het opnieuw uitdiepen van een gang om meer grafnissen boven elkaar te kunnen realiseren. Aparte ruimten dienden voor religieuze bijeenkomsten. Dat christenen hier geschuild zouden hebben voor vervolgingen verwees hij naar de fabels, of zoals hij het uitdrukte: "Rome was groot genoeg om je te verstoppen."
In Respighi's Pini lijkt het onderaardse gezang gezelschap te krijgen van een hedendaagse processie die onder het reciteren van litanieën naderbij komt. Op het hoogtepunt klinken beide melodieën samen. Heden en verleden dicht bij elkaar, schijnt hij te willen zeggen. Inderdaad, de mens is niet veel veranderd.
omgeving van de catacombe van Callisto
(foto's van de schrijver)

K.Kortmulder, januari 2016.

Geciteerd:
(1) Deoclecio Redig de Campos 1983. Raphaels Fresken in den Stanzen. Urachhaus
(2) Wikipedia: Largo di Torre Argentina.
(3) Daan Zonderland 1953. De Kok van Marienbad. Spectrum, Utrecht.


maandag 26 juni 2017

Kleine Hommage aan Jan van Bakkum

Hij verscheen op een dag in de portiersloge. Ergens in de jaren '60. Het zal een tijdje geduurd hebben voor ik hem opmerkte, want zoals de meeste luitjes daar blonk hij niet uit in opvallendheid. Zo'n klein, broodmager wielrennertje van het Brabants boerenland; daar leek hij wel op. Ik snauwde een keer tegen hem dat hij ook wel terúg goedendag kon zeggen. Sindsdien groette hij uit zichzelf. Hij kon de telefoon aannemen met correcte bewoordingen, gevolgd door "een ogenblik"met een keurige ronde o met accent als hij de beller doorverbond. Dat was niet aan ieder van zijn collega's gegeven. We hadden eens een hitje dat zich aldus meldde: "met het Zogologisch Laboratoria."

Geleidelijk begon ik hem te mogen, omdat hij echt geïnteresseerd leek in zijn werk en zijn best deed het goed te doen. In die tijd deden de copiëermachines hun intrede, en eindeloze soorten formulieren. Het voorstempelen van die laatste was nog wel een werkje dat portieren aankonden. Joop Simons, de labfotograaf kreeg het copiëerproces onder zijn beheer, en koos Jan als zijn assistent. Met die grote apparaten kon je gemakkelijk grote oplagen van practicum-handleidingen, college-dictaten en oekazes afdraaien, waar vroeger secretaresses met opleiding nodig waren voor het betere stencil- en tekenwerk. Er kwam wél een hele zaal met apparatuur aan te pas.

Voor de nieuwe techniek moest je bijvoorbeeld pakken van 500 vel papier in de machine kunnen leggen, nadat je ze eerst zo geschud en gebogen had dat de vellen niet aan elkaar zouden kleven maar ook niet verschoven of kreukten. Dat eiste een vaardigheid die bijna zo spectaculair was als het prepareren van een pizza. Je moest ook leren vergaren, sorteren, nieten en ringbanden en de goede knoppen indrukken. Geen wonder dat Simons op Jan gesteld was, want die kreeg dat allemaal onder de knie. Toen later moeilijkheden kwamen was Joop voor hem een trouwe, vaderlijke steun.

Een vacantiereisje in Duitsland bracht hem naar een boerderij met logies in Neder-Saksen. Daar drong de liefde zijn leven binnen. Ik hoorde hem verslag doen: "de mensen daar behandelen je voor wie je bént." Niet voor wát je bent, vulde ik in gedachten aan, en zo zal hij het bedoeld hebben. Het maakte hem blij, zoals zijn aanwezigheid de boerendochter gecharmeerd had. Het werd wat en spoedig kwam zij als mevrouw van Bakkum kennismaken. Een welgevulde vrouw, die zeker bij Jan vergeleken ook een flinke lengte had. Ze sprak zijn naam met enige warmte uit als 'Jon' of 'Jonny'. Haar Nederlands bleef altijd een soort Duits.

Het volgende deel van het verhaal bereikte me pas onlangs, van iemand die in die tijd bij het LEPS (1) werkte. Mevrouw van Bakkum was daar werkster en koffiejuffrouw en merkbaar aanwezig. In het keukentje was zij de baas; voor koffie 's morgens en tussen de middag soep pasten alle medewerkers er net om de tafel. "Herr Professor, möchten Sie nog een Köpchen koffie?" moedigde zij Professor Hegnauer aan. "Een halfje als 't u belieft, Mevrouw van Bakkum." was zijn stereotype antwoord. In haar taak als werkster 'deed' ze ook werkkamers, en benutte die gelegenheid tot wat praten met de stafleden. Dan sprak ze vertrouwelijk over haar kinderwens die niet vervuld werd of over Jon's moeder, met wie ze op voet van oorlog verkeerde met Jan als inzet. Ze deed ook niet geheimzinnig over haar teleurstelling in de maatschappelijke status van Jon. Zij en haar boerenfamilie hadden bij de eerste kennismakingen gemeend dat het voorvoegsel 'van' net als in Duitsland op adellijke grondslag berustte. Ze had zich mogelijk voorgesteld dat door hem te trouwen hogere kringen zich voor haar zouden openen. In plaats daarvan hingen ze samen onderaan.

Voel je de aardschokken als je nu even terugdenkt aan Jan's bericht dat ze hem daar tegemoet traden om wie hij wás? Wat een verschrikkelijk misverstand: ze hadden niet eens met hem gesproken om wát hij was, maar om iets dat hij níét was! Ik vind het om te huilen.

De mythe dat mensen gelukkiger worden door de huwelijkse staat is al lang achterhaald. Weliswaar zijn getrouwden gemiddeld gelukkiger dan vrijgezell(inn)en, maar dat waren ze al vóór ze trouwden. Jan voer er in sommige opzichten wél bij. Als hij zijn stofjas open liet hangen, verried zich een aanzienlijke embonpoint. Goed voer, warme stal dus. Té goed eigenlijk, want Mevrouw van Bakkum kookte als voor kerels die lange dagen op het land arbeiden; met een half pakje roomboter per dag - ze was daar trots op - veel te vet voor een achturige werkdag in de Repro.

Naast zijn natuurlijke ernst kon Jan ook heel vrolijk zijn. Met name tijdens personeelsuitjes werden hij en zijn vrouw door andere 'gezelligheidsdieren' van harte geplaagd, tot de grenzen van het betamelijke toe. Dat mocht voor Jan de pret niet drukken; vooral met een paar borreltjes op mocht hij dan graag de peentjes opscheppen - telkens door zijn vrouw weer teruggetrokken in zijn stoel in de bus. Dan stond hij op en kwam hij wéér.

Op de lange duur ging hij echter lijden onder de stress die hij thuis te verduren had. Ik noemde hierboven al wat frustraties van zijn vrouw en haar strijd met zijn moeder. Hij deed trouw zijn werk, maar de vreugde ging eruit. "Hij heeft het thuis moeilijk met zijn vrouw," zei Joop een keer tegen me. Als je voortdurend te horen krijgt dat je niet beantwoordt aan de verwachtingen van óf de ene óf de andere vrouw, verdwijnt de glans uit je ogen. Mogen die verwachtingen ongefundeerd zijn, zoals die van 'van' en 'von', maar ik vrees dat zijn hoofd én zijn hart te klein waren om effectief van zich af te bijten.

Jan begon te sukkelen met zijn gezondheid. Zwakke longen. Astmatische bronchitis? In een weekeinde was hij tijdens een hoestbui weggeraakt en door de ambulance bezocht. Enkele dagen later hoorde ik hem zeggen dat ze hem in het ziekenhuis nog eens onder de scan wilden leggen omdat hij toen bewusteloos geraakt was. Een paar maanden later was hij dood. Juni 1985.

Koenraad Kortmulder; juni 2017, met veel dank aan Kees Barel, Renée Grayer-Barkmeijer, Aad Vijverberg en Herman Berkhoudt.

(1) Laboratorium voor Experimentele Plantensystematiek, gevestigd in een woonhuis aan de 5de Binnenvestgracht, tegenover de zijkant van de Leidse Hortus.