Teder gedrag en spel zijn beide weer onderdeel van een grotere gedragscategorie: de hedonische modus. Deze werd voor het eerst gesignaleerd door Michael Chance in het sociale gedrag van chimpansees. Ik citeer uit de eerste publicatie (Chance & Jolly, 1970): "Chimpansee attention structure is based upon attention-demanding behaviour or display, practised competitively between males of the colony, and is distinct from the pattern of aggression between the same individuals. This display behaviour leads not to submission or appeasement by a subordinate, but is a form of social sollicitation, as it leads on to forms of associative behaviour in which there is a continuing interaction between individuals, such as grooming, play, sexual or mothering behaviour with the displayer.
"Aggression has to be opposed by counter-aggression, appeased or avoided, all forms of behaviour designed to eliminate the intensity and continuity of social contact. [The above-mentioned] display behaviour, responded to by greeting, stimulates and enhances the tendency of individuals to develop many forms of contact behaviour at close quarters. Manipulation, both of the individual's own body or that of the companion, not only by grooming but also by holding and investigation, is jointly engaged in. Their attention may also switch to the environment or to other objects and give rise to manipulation of objects and tools.
"Such varied and flexible behaviour, both social and non-social in form, but often involving the combined attention of the two companions towards each other and towards a physical object, is clearly of a different nature from the rigid, fixed pattern of agonistic behaviour, and should be regarded as constituting a separate mode for which the term hedonic is proposed, without the subjective connotation associated with 'hedonistic' but suggesting an affinity with pleasant human feelings".
Het verschil met hoe bijvoorbeeld Rhesus apen (Macaca mulatta) met elkaar omgaan - aldus Chance - is frappant. Hún groepsstructuur wordt geregeerd door spanning - sociaal en fysiek - terwijl die van de chimpansees meer ontspannen is. De stabiliteit van een Rhesus-groep berust op bedreiging en vrees in plaats van aandachttrekkend vertoon zoals bij de chimpansees. De hiërarchie, de volgorde van wie baas over wie is, is een belangrijke factor in het makakenleven; er wordt door dominanten streng de hand aan gehouden, terwijl ondergeschikten veel tijd en energie moeten besteden aan het te vriend houden van hun 'bazen' en in het bewaren van het wankele evenwicht tussen naderbijkomen en terugtrekken, alles op een eerbiedige afstand.. Om het contrast tussen déze manier van met elkaar omgaan met die uit het chimpansee-voorbeeld te benoemen, stelde Chance (1984; 1988) voor het typische gedrag van de Rhesus apen de term agonic mode voor
Beide modi zijn stabiele sociale vormen: ze houden de groep bij elkaar, houden de omgang van de leden onderling overzichtelijk en stellen in staat om als groep effectief te reageren op bedreigingen of kansen. Daarin onderscheiden beide modi zich van agonistisch gedrag, dat is ongeregeld vechtgedrag (1).
Vergis je niet, chimpansees zijn niet lief; ze zijn ook lang niet altijd hedonisch onder elkaar. Onder stress, bijvoorbeeld bij schuifelen om de macht tussen topmannen, kunnen ze ook in de agonische modus overgaan, om maar niet te spreken van agonistisch - chimps op pad in vreemd territoor zijn net zo erg als mensen in de oorlog. De streng-hiërarchische manieren van de Rhesus apen zijn ook zeker niet typisch voor alle Macaca-soorten (2). Dat mensengroepen op z'n tijd in de een of de andere modus kunnen verkeren zal ieder ervaren hebben die wel eens onder een autoritaire baas gediend heeft danwel onder één die het personeel weet te enthousiasmeren voor de gezamenlijke taak. Van hoe mensen in de oorlog zijn kan tegenwoordig niemand onwetend zijn.
Men zou menen dat bovenstaande uitleg voldoende zou moeten zijn om de aard van de 'two modes' te verduidelijken. Toch konden de leden van het Social Systems Institute (SSI) - een groep van diverse wetenschappelijke pluimage die zich rond Michael Chance verzamelde uit interesse voor de theorie van de twee modi - het tijdens vergaderingen nooit eens worden over definities. Tezamen ontwikkelden ze een fiks aantal criteria waarmee de twee modi van elkaar onderscheiden kunnen worden, maar over het relatieve gewicht van die criteria was er geen unanimiteit. Het is hier niet de plaats om alle criteria op te sommen (3). Een greep uit de suggesties van enkele leden moge volstaan. John Price (1995) definiëert de twee modi als alternatieve vormen van concurrentie tussen de leden van de groep. De agonische modus wordt dan gekenmerkt door concurrentie door intimidatie (dreiging en agressie), de hedonische door concurrentie door attractie van positieve aandacht van velen. Agonische concurrentie gaat om macht, die in één-op-één confrontaties bevochten wordt; de hedonische concurrentie gaat om prestige, en dat wordt verleend (of geweigerd) door derden (de groep). Later (Price, 2000) stelde Price voor om iedere mogelijke relatie hedonisch te noemen zolang die niet door uitdaging verbroken wordt; consent is hier het sleutelwoord. Frank Cawson wilde een modus hedonisch noemen zolang de partners hun overeenkomsten benadrukken, en agonisch als zij daarentegen het accent op hun verschillen leggen. David Stevens (1993; 1997) introduceerde verschillende nieuwe criteria, bijvoorbeeld (on)gelijkheid, flexibiliteit en respect. Ook plaatste hij de dichotomie hedonisch/agonisch in een wijde context van min of meer verwante indelingen van andere auteurs (Stevens, 1997). Hij was de eerste die 'droodles', gebruikte, schematische plaatjes van onderlinge relaties tussen groepsleden à la Kurt Lewin; en zijn aftrap over verschillend geaarde relaties binnen een groep of organisatie (leger, maffia) was bepalend voor mijn eigen bijdrage (4).
Van mijn persoonlijke inbreng (5) zou ik hier willen noemen de introductie van de balans 'vertrouwen/wantrouwen' als dynamische schakelaar tussen de hedonische en agonische modus. Dit leidde tot de volgende definities (6):
Hedonic refers to styles of social interaction governed by mutual trust. Trust allows a free flow of energy and information (in the group and in the individual). Because trust involves the expectation of trust, it tends to reinforce or maintain itself and lead social interaction towards relaxed and creative states.
Agonic refers to styles of social interaction governed by mutual distrust. Distrust hinders free flow of energy and information (in the group and in the individual), Because distrust involves the expectation of distrust, it tends to reinforce or maintain itself and lead social interaction towards stressful, narrowly ordered states.
Trust is the anticipation of security, and .... of trust.
Distrust is the anticipation of unpredictable threat, and .... of distrust.
Deze definities introduceren het concept van vrijvloeiende danwel stagnerende energie. Met energie bedoel ik spanning danwel beweging in de interacties tussen groepsleden. Dat gaat dus over één van de vele diagnostische kenmerken waarin de twee modi van elkaar ondercheiden kunnen worden, met andere woorden de criteria waarvan ik er boven enkele genoemd heb.
Een ander criterium van mijn signatuur was de mate van tangentialiteit. De hedonische modus omvat meer tangentiale elementen dan de agonische. Dat spreekt direct in teder gedrag, dat kennelijk thuishoort in de hedonische modus (7). In spelgedrag is tangentialiteit subtieler aanwezig in de tendens om zich niet direct op een speelobject of partner te storten maar zich veeleer ernaast en eromheen te bewegen; en in overdrachtelijke zin in de onbegrensde cycli van herhaling die spelen kenmerken. In nog abstractere vorm zou men tangentialiteit kunnen herkennen in de metafoor dat mensen of dieren in hedonische relaties meer 'naast elkaar' staan dan 'onder, boven of tegenover elkaar', vergeleken met agonische verhoudingen.
Mijn interesse voor Chance's ideeën en lidmaatschap van het SSI vanaf 1994 had ook weer te maken met die tangentiale aspecten. Het boek 'The Agonic and Hedonic Styles of Social Behaviour' (Kortmulder & Robbers, 2005) geeft een breed zoölogisch perspectief aan de theorie van de twee modi. Waar tot dan toe de discussies in het SSI en in de literatuur beperkt bleven tot mensen, chimpansees en twee soorten makaken (8), exploreerde ik de wortels en de biologische betekenis van de bimodale theorie door alle vertebratenklassen heen. Daarnaast biedt het boek een dynamisch en een statistisch model van de werking van de hedonische en de agonische modus en de dynamiek van de overgangen tussen de twee.
Het concept van modi van gedrag, als spelregels volgens welke individuen met elkaar kunnen interageren, reikt veel verder dan de 'two modes' van Michael Chance. Ik noemde al de modus agon. Nog enkele: de dominant-submissief modus (een submodus van de agonische), de sexuele modus en de collectieve. Die laatste bestaat uit school-, kudde of zwermgedrag (al naar gelang van het soort dieren waarover we spreken). Spel en tederheid kunnen we benoemen als sub-modi van de hedonische. In het artikel van 19-11-'12 op deze blog heb ik aangegeven hoe de theorie van modi kan leiden tot een definitie van het begrip vrede en tot suggesties hoe de vrede tussen volken te continuëren.
(wordt vervolgd; to be continued)
Noten:
(1) In het algemeen gebruikt men de term agonistisch ook vaak voor het geheel van gedragingen die met vechten of agressie te maken hebben. In Chance's terminologie is de agonische modus daaruit dus afgezonderd. In een eerder artikel op deze blog (19-11-'12) stelde ik voor hetzelfde te doen met de modus agon. Het diagram van verschillende modi uit dat artikel druk ik hierbij nog eens af.
(2) zie Kortmulder & Robbers, 2005, hoofdstuk 3.
(3) Kortmulder, ongepubliceerd manuscript.
(4) Kortmulder & Robbers, 2005, hoofdstuk 1.
(5) Kortmulder, 1996; 1998 en het al genoemde boek.
(6) loc. cit. 2005: pp. 27, 147, 151.
(7) zie ook Michael Chance's definitie van hedonic in het citaat aan het begin van deze aflevering.
(8) Namelijk de twee meest 'autoritaire' soorten Langstaartmakaak en Rhesus makaak (Macaca fascicularis en M. mulatta).
Summary.
IV. Hedonic and Agonic.
The next inspiration came from Michael Chance's concept of the 'Hedonic mode' of social behaviour. It is explained in his own english words in the main text. The hedonic mode embraces interactions such as 'tederheid' and play, sitting in contact, all rich in tangential components. On the other hand, the 'Agonic mode' describes hierarchically rigid group structures such as for instance exhibited by the Long-tailed and Rhesus Macaques. In humans, both social arrangements may have been experienced by anyone who has been a member of tyrannically structured or cooperative groups.
A third mode is the 'Agonistic" where regardless aggression and duress are standard, as in war. A fourth is Agôn (see the essay "on sustainable peace" on this blog).
Many criteria have been proposed to distinguish the hedonic from the agonic mode. For example: competition for prestige through sollicitation of positive attention vs competition for power through coercion; flexibility vs rigidity; respect vs fear; tangentiality more prominent in the hedonic. The last led Kortmulder and Robbers (2005) to formulate definitions as given in the main text. The same authors probed the further roots of the modes through some vertebrate classes including fishes.
Beide modi zijn stabiele sociale vormen: ze houden de groep bij elkaar, houden de omgang van de leden onderling overzichtelijk en stellen in staat om als groep effectief te reageren op bedreigingen of kansen. Daarin onderscheiden beide modi zich van agonistisch gedrag, dat is ongeregeld vechtgedrag (1).
Vergis je niet, chimpansees zijn niet lief; ze zijn ook lang niet altijd hedonisch onder elkaar. Onder stress, bijvoorbeeld bij schuifelen om de macht tussen topmannen, kunnen ze ook in de agonische modus overgaan, om maar niet te spreken van agonistisch - chimps op pad in vreemd territoor zijn net zo erg als mensen in de oorlog. De streng-hiërarchische manieren van de Rhesus apen zijn ook zeker niet typisch voor alle Macaca-soorten (2). Dat mensengroepen op z'n tijd in de een of de andere modus kunnen verkeren zal ieder ervaren hebben die wel eens onder een autoritaire baas gediend heeft danwel onder één die het personeel weet te enthousiasmeren voor de gezamenlijke taak. Van hoe mensen in de oorlog zijn kan tegenwoordig niemand onwetend zijn.
Men zou menen dat bovenstaande uitleg voldoende zou moeten zijn om de aard van de 'two modes' te verduidelijken. Toch konden de leden van het Social Systems Institute (SSI) - een groep van diverse wetenschappelijke pluimage die zich rond Michael Chance verzamelde uit interesse voor de theorie van de twee modi - het tijdens vergaderingen nooit eens worden over definities. Tezamen ontwikkelden ze een fiks aantal criteria waarmee de twee modi van elkaar onderscheiden kunnen worden, maar over het relatieve gewicht van die criteria was er geen unanimiteit. Het is hier niet de plaats om alle criteria op te sommen (3). Een greep uit de suggesties van enkele leden moge volstaan. John Price (1995) definiëert de twee modi als alternatieve vormen van concurrentie tussen de leden van de groep. De agonische modus wordt dan gekenmerkt door concurrentie door intimidatie (dreiging en agressie), de hedonische door concurrentie door attractie van positieve aandacht van velen. Agonische concurrentie gaat om macht, die in één-op-één confrontaties bevochten wordt; de hedonische concurrentie gaat om prestige, en dat wordt verleend (of geweigerd) door derden (de groep). Later (Price, 2000) stelde Price voor om iedere mogelijke relatie hedonisch te noemen zolang die niet door uitdaging verbroken wordt; consent is hier het sleutelwoord. Frank Cawson wilde een modus hedonisch noemen zolang de partners hun overeenkomsten benadrukken, en agonisch als zij daarentegen het accent op hun verschillen leggen. David Stevens (1993; 1997) introduceerde verschillende nieuwe criteria, bijvoorbeeld (on)gelijkheid, flexibiliteit en respect. Ook plaatste hij de dichotomie hedonisch/agonisch in een wijde context van min of meer verwante indelingen van andere auteurs (Stevens, 1997). Hij was de eerste die 'droodles', gebruikte, schematische plaatjes van onderlinge relaties tussen groepsleden à la Kurt Lewin; en zijn aftrap over verschillend geaarde relaties binnen een groep of organisatie (leger, maffia) was bepalend voor mijn eigen bijdrage (4).
Van mijn persoonlijke inbreng (5) zou ik hier willen noemen de introductie van de balans 'vertrouwen/wantrouwen' als dynamische schakelaar tussen de hedonische en agonische modus. Dit leidde tot de volgende definities (6):
Hedonic refers to styles of social interaction governed by mutual trust. Trust allows a free flow of energy and information (in the group and in the individual). Because trust involves the expectation of trust, it tends to reinforce or maintain itself and lead social interaction towards relaxed and creative states.
Agonic refers to styles of social interaction governed by mutual distrust. Distrust hinders free flow of energy and information (in the group and in the individual), Because distrust involves the expectation of distrust, it tends to reinforce or maintain itself and lead social interaction towards stressful, narrowly ordered states.
Trust is the anticipation of security, and .... of trust.
Distrust is the anticipation of unpredictable threat, and .... of distrust.
Deze definities introduceren het concept van vrijvloeiende danwel stagnerende energie. Met energie bedoel ik spanning danwel beweging in de interacties tussen groepsleden. Dat gaat dus over één van de vele diagnostische kenmerken waarin de twee modi van elkaar ondercheiden kunnen worden, met andere woorden de criteria waarvan ik er boven enkele genoemd heb.
Een ander criterium van mijn signatuur was de mate van tangentialiteit. De hedonische modus omvat meer tangentiale elementen dan de agonische. Dat spreekt direct in teder gedrag, dat kennelijk thuishoort in de hedonische modus (7). In spelgedrag is tangentialiteit subtieler aanwezig in de tendens om zich niet direct op een speelobject of partner te storten maar zich veeleer ernaast en eromheen te bewegen; en in overdrachtelijke zin in de onbegrensde cycli van herhaling die spelen kenmerken. In nog abstractere vorm zou men tangentialiteit kunnen herkennen in de metafoor dat mensen of dieren in hedonische relaties meer 'naast elkaar' staan dan 'onder, boven of tegenover elkaar', vergeleken met agonische verhoudingen.
Mijn interesse voor Chance's ideeën en lidmaatschap van het SSI vanaf 1994 had ook weer te maken met die tangentiale aspecten. Het boek 'The Agonic and Hedonic Styles of Social Behaviour' (Kortmulder & Robbers, 2005) geeft een breed zoölogisch perspectief aan de theorie van de twee modi. Waar tot dan toe de discussies in het SSI en in de literatuur beperkt bleven tot mensen, chimpansees en twee soorten makaken (8), exploreerde ik de wortels en de biologische betekenis van de bimodale theorie door alle vertebratenklassen heen. Daarnaast biedt het boek een dynamisch en een statistisch model van de werking van de hedonische en de agonische modus en de dynamiek van de overgangen tussen de twee.
Het concept van modi van gedrag, als spelregels volgens welke individuen met elkaar kunnen interageren, reikt veel verder dan de 'two modes' van Michael Chance. Ik noemde al de modus agon. Nog enkele: de dominant-submissief modus (een submodus van de agonische), de sexuele modus en de collectieve. Die laatste bestaat uit school-, kudde of zwermgedrag (al naar gelang van het soort dieren waarover we spreken). Spel en tederheid kunnen we benoemen als sub-modi van de hedonische. In het artikel van 19-11-'12 op deze blog heb ik aangegeven hoe de theorie van modi kan leiden tot een definitie van het begrip vrede en tot suggesties hoe de vrede tussen volken te continuëren.
(wordt vervolgd; to be continued)
Noten:
(1) In het algemeen gebruikt men de term agonistisch ook vaak voor het geheel van gedragingen die met vechten of agressie te maken hebben. In Chance's terminologie is de agonische modus daaruit dus afgezonderd. In een eerder artikel op deze blog (19-11-'12) stelde ik voor hetzelfde te doen met de modus agon. Het diagram van verschillende modi uit dat artikel druk ik hierbij nog eens af.
Fig. 1. A simple version of an anatomy of peace. AGO.= Agonic; HEDO.= Hedonic. Verdere uitleg in genoemd artikel. |
(2) zie Kortmulder & Robbers, 2005, hoofdstuk 3.
(3) Kortmulder, ongepubliceerd manuscript.
(4) Kortmulder & Robbers, 2005, hoofdstuk 1.
(5) Kortmulder, 1996; 1998 en het al genoemde boek.
(6) loc. cit. 2005: pp. 27, 147, 151.
(7) zie ook Michael Chance's definitie van hedonic in het citaat aan het begin van deze aflevering.
(8) Namelijk de twee meest 'autoritaire' soorten Langstaartmakaak en Rhesus makaak (Macaca fascicularis en M. mulatta).
Summary.
IV. Hedonic and Agonic.
The next inspiration came from Michael Chance's concept of the 'Hedonic mode' of social behaviour. It is explained in his own english words in the main text. The hedonic mode embraces interactions such as 'tederheid' and play, sitting in contact, all rich in tangential components. On the other hand, the 'Agonic mode' describes hierarchically rigid group structures such as for instance exhibited by the Long-tailed and Rhesus Macaques. In humans, both social arrangements may have been experienced by anyone who has been a member of tyrannically structured or cooperative groups.
A third mode is the 'Agonistic" where regardless aggression and duress are standard, as in war. A fourth is Agôn (see the essay "on sustainable peace" on this blog).
Many criteria have been proposed to distinguish the hedonic from the agonic mode. For example: competition for prestige through sollicitation of positive attention vs competition for power through coercion; flexibility vs rigidity; respect vs fear; tangentiality more prominent in the hedonic. The last led Kortmulder and Robbers (2005) to formulate definitions as given in the main text. The same authors probed the further roots of the modes through some vertebrate classes including fishes.